- Blog
Het vervelende maar niet onverwachte nieuws is dat de lerarentekorten in het PO en het VO ook in de komende jaren hoog blijven. In het PO gaat het momenteel op plaatsen iets beter, maar dat is tijdelijk. De lerarentekorten worden door allerlei redenen veroorzaakt:
- Een relatief grote uitstroom uit het onderwijs door vergrijzing.
- Een relatief grote (voortijdse) uitval van startende leraren.
- Een structureel te kleine instroom bij de lerarenopleidingen.
- Een relatief hoge uitval bij de lerarenopleidingen.
- Te weinig zij-instromers in relatie tot de uitstroom.
- Een krappe arbeidsmarkt met veel concurrentie van andere sectoren.
- Leerlingengroei op plaatsen waar het tekort al hoog is.
Een perfecte storm en een veelkoppig monster. In deze blog wordt de feitelijke stand van zaken beschreven en de noodzaak om dat per regio aan te pakken.
Stand van zaken (onvervulde werkgelegenheid)
In het PO nemen de lerarentekorten naar verwachting in alle arbeidsmarktregio’s toe. In eerste instantie is er een licht dalende onvervulde werkgelegenheid maar in 2034 groeit deze tot 6000 fte (nu ruim 5000 fte). De G5 (Almere, Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht) heeft tot 2034 de hoogste tekorten. Vanaf 2028 neemt de werkgelegenheid landelijk toe door het toenemende aantal leerlingen en dat heeft effecten op de tekorten. Tegelijkertijd neemt het aantal 20- tot 40-jarigen af, omdat eerder het aantal afstudeerders van de PABO terug is gelopen. De groei van de werkgelegenheid die zo ontstaat, geeft leraren individueel de mogelijkheid elders banen te zoeken. Onderwijsregio’s of scholen met gunstige omstandigheden zullen hier vermoedelijk van profiteren, terwijl onderwijsregio’s of scholen waar de omstandigheden minder gunstig zijn steeds moeilijker leraren kunnen werven en/of vasthouden.
Het beeld van de lerarentekorten per vak in het VO is inmiddels redelijk bekend. Bij een neutrale conjunctuur is het tekort in 2029 als volgt:
- Nederlands 696 fte#
- Wiskunde 522 fte#
- Frans 273 fte*
- Duits 258 fte*
- Klassieke talen 117 fte*
- Informatica 117 fte*
- Natuurkunde 243 fte*
- Scheikunde 194 fte*
- Economie 112 fte.
Bij de met een * gemerkte vakken is de onvervulde werkgelegenheid bij alle regio’s in Nederland 10% of hoger. Bij de vakken met een # is de onvervulde werkgelegenheid bij vrijwel alle provincies 10% of hoger en bij enkele provincies 6-10%. In absolute zin zijn de lerarentekorten het hoogste bij Nederlands en Wiskunde. De situatie in 2034 ziet er nog ongunstiger uit (uit Arbeidsmarktramingen onderwijs 2024, Centerdata).
Regionale verschillen
Wat opvalt, is dat de problematiek van de lerarentekorten in toenemende mate verschilt per regio. Het lerarentekort is weliswaar een landelijk fenomeen, maar de mate van en de vorm waarin loopt steeds verder uiteen per regio. Het noorden, het oosten en het uiterste zuiden hebben tot 2034 met een krimp van leerlingen te maken en dat heeft uiteraard effect op de tekorten. De grootste krimpregio’s zijn Twente (-9%), Zuid-Limburg (-9%) en Zuid Holland Centraal (-8%). De brede regio rond Amsterdam en grote delen van Brabant hebben daarentegen zeker tot 2034 juist te maken met een behoorlijke groei aan leerlingen.
In Noordwest-Nederland (Amsterdamse Onderwijsregio, Almere/Lelystad, Utrecht Leert Stad, Onderwijsregio Midden Nederland, Kennemerland & Groot Amsterdam) is het beeld in 2029 vergelijkbaar. Ook hier zijn de tekorten het hoogst bij de vakken Nederlands (124 fte), Wiskunde (106 fte), Frans (42 fte), Natuurkunde (35 fte), Duits (43 fte) en Scheikunde (30 fte). De werkgelegenheid daalt landelijk licht van 60813 fte (2024) tot 58647 fte (2029). In Utrecht Stad daalt de werkgelegenheid van 1204 fte (2024) tot 1171 fte (2029). In Midden Nederland VO MBO daalt de werkgelegenheid van 4973 fte (2024) tot 4846 fte (2029).
De vervangingsvraag hangt uiteraard samen met het aantal leraren (werkgelegenheid) dat in een onderwijsregio werkt en op termijn vervangen moet worden. In Noordwest- Nederland is bij de Onderwijsregio Utrecht Leert-Stad de werkgelegenheid en dus de vervangingsvraag relatief het laagst en ook lager dan het landelijk gemiddelde. Onderwijsregio Almere Lelystad en Onderwijsregio Midden Nederland Leert hebben daarentegen een relatief hoge vervangingsvraag.
Push and pull
Allerlei push and pull-factoren kunnen per regio verschillende effecten hebben op het lerarentekort. Zo pakken bereikbaarheid, hoge parkeerkosten, dure huisvesting negatief uit voor de randstad, terwijl dat deze factoren in de periferie van Nederland in omgekeerde zin juist pullfactoren zijn. Ook de grootstedelijke problematiek waar leraren en leerkrachten in het klaslokaal mee te maken hebben, beïnvloedt de relatieve aantrekkelijkheid van een regio. Wat voor de ene regio een pre is, wordt in de andere regio juist als een probleem ervaren. Het beleid van regionale bestuurders (overheid en onderwijsbestuurders) kunnen op hun beurt weer veel invloed hebben op push and pull-factoren.
De situatie kan per regio zelfs verschillen door tijdelijke factoren. Zo heeft de uitstroom op basis van leeftijd in de stad Utrecht eerder plaatsgevonden dan in Amersfoort. Het lijkt daardoor dat de situatie in Utrecht op dit moment gunstiger is dan in Amersfoort. In Amersfoort zijn de lerarentekorten veel hoger. Maar de prognoses tonen aan dat in 2034 de lerarentekorten weer veel meer met elkaar in lijn zijn. Een goede arbeidsmarktanalyse per regio is daarom essentieel om de goede maatregelen te kunnen nemen.
Aanwezigheid lerarenopleiding
Ook maakt het uit of er in de regio een lerarenopleiding aanwezig is. Gemiddeld blijft namelijk 62% van de startende leraren in dezelfde provincie werken als waar ze zijn opgeleid (Limburg 90%, Zuid-Holland 85%, Noord-Holland 76%, Noord-Brabant 75%, Gelderland 52%). 33% van de starters blijft in dezelfde arbeidsmarktregio waar ze zijn opgeleid. In Utrecht opgeleide leraren gaan het vaakste naar andere provincies (60%). Maar dat kan ook te maken hebben met de omvang en de centrale ligging van de provincie. De gemiddelde absolute afstand tussen de opleidings- en werklocatie van een startende leraar is 31 km. In de randstedelijke regio’s is deze afstand tussen de opleidings- en eerste werklocatie relatief een stuk lager. In de periferie van Nederland is deze afstand juist weer veel hoger (Drenthe 63 km, Twente 63 km, Noord-Limburg 54 km en Zeeland 94 km) (VOION, regionale spreiding van startende leraren in het VO, 2025).
Vermoedelijk zal de opleidingslocatie voor zij-instromers en statushouders (met een buitenlands lerarenopleidingendiploma) ook van invloed zijn op waar deze zich voor de opleiding gaan aanmelden of gaan werken. Een zij-instromer of een statushouder is immers lang niet altijd in de gelegenheid ver te reizen. Zeker als werk en opleiden gecombineerd moeten worden.
Overigens zijn ook studenten van lerarenopleidingen tijdens hun opleiding vaak beperkt bereid om op grotere afstand stage te lopen. De bus, tram- en spoorlijnen zijn doorgaans een goede indicatie voor waar studenten stage gaan lopen. Waar een fietsafstand vermoedelijk de meeste voorkeur heeft. Dus zelfs voor wat betreft de mogelijke inzet van stagiairs is het al dan niet aanwezig zijn van een lerarenopleiding in een regio van belang bij het kiezen van scholen in een bepaalde regio. Vermoedelijk werkt dit op termijn ook de keuze voor een school in de hand (student en school kennen elkaar immers al).
Wat is nodig?
Een gedifferentieerd probleem dat per regio sterk uiteen kan lopen, vraagt om een dito aanpak. Staatssecretaris Paul heeft dat goed gezien. Iedere onderwijsregio heeft zijn eigen context, zijn eigen uitdagingen, leerlingengroei of -krimp, grootstedelijke problemen, samenstelling leerlingenpopulatie, onvervulde werkgelegenheid, zij-instroom, instroom vanuit de lerarenopleidingen en ga zo maar door. Is het mogelijk de commerciële bureaus terug te dringen door een gezamenlijke vervangingspoule? Kunnen zij-instromers gezamenlijk worden geworven? Voor regio’s waar de lerarenopleidingen niet overal nabij zijn, is het juist van belang om een stevige educatieve infrastructuur te bouwen voor de begeleiding van starters, zij-instromers en statushouders, voor een gezamenlijke professionalisering (NAPL) of door een gezamenlijk curriculumaanbod voor Informatica (Co-Teach/Digitale Geletterdheid).
De onderwijsregio’s zijn het antwoord van de staatssecretaris op het lerarentekort. Niet meteen om het lerarentekort op te lossen, want daarvoor zijn de tekorten in de afgelopen vijftien jaar te hoog opgelopen, maar door de scholen gezamenlijk de gevolgen van de tekorten ervan te laten aanpakken. Door regionale samenwerking kunnen de gevolgen van het lerarentekort effectiever en efficiënter aangepakt worden dan als de onderwijsbesturen dat afzonderlijk zouden doen. De hele grote onderwijsbesturen kunnen dat misschien wel (of denken dat), maar zelfs dan vaak nog slechts voor een deel. De kleine en middelgrote besturen hebben die mogelijkheid sowieso niet. En laat nou net het overgrote deel van de onderwijsbesturen tot die categorie behoren.
Door de onderwijsregio’s ontstaat er meer slag- en denkkracht en tegelijkertijd kan er op de specifieke vraag en context vanuit de regio worden geanticipeerd. Samenwerking in de regio is essentieel. Gezamenlijk kan het vak leraar aantrekkelijker worden gemaakt, er ontstaan meer mogelijkheden voor professionalisering, de zij-instroom wordt gestimuleerd, de begeleiding van starters wordt geïntensifieerd en de invloed van commerciële uitzendbureaus teruggedrongen. En de onderwijsregio’s leren ook nog eens van elkaar door de lerende aanpak van de Realisatie-eenheid. De onderwijsregio heeft inmiddels een plek in het Nederlandse onderwijslandschap. Omdat het nodig is.
Theo Douma
Ook interessant
Bekijk allesNieuwe voorzitter: Patrick Banis
Een bericht van de nieuwe voorzitter Patrick Banis.
Benoeming nieuwe voorzitter
Bericht van het bestuur: op 8 mei is tijdens de ALV de nieuwe voorzitter benoemd.
Project Professionalisering: "De bereidheid tot samenwerking heeft me positief verrast"
Projectleider Tobias Kuyvenhoven onderzoekt de mogelijkheden tot professionalisering voor leraren.
Over Midden
Nederland leert
Genoeg goede mensen voor de klas en in de school, dat is onze doelstelling. Ontdek hoe we dat doen.